Tropische rifvissen
Steekkaart
Niet geëvalueerd
Hij leeft in de Stille Oceaan, van de Filippijnen tot de Flores-eilanden en ook van het oosten van Borneo.
Op een diepte van 1 tot 20 meter.
Hij kan tot 30 cm lang worden.
Kleine schaaldieren en slakken.
De aalgrondel is continu bezig met het uitgraven van zijn hol...
en zorgt zo voor een goede verluchting van het substraat, maar je moet het wel eens zijn met zijn manier van inrichten, want hij haalt het hele aquarium overhoop!
De aalgrondel voedt zich met kleine schaaldieren en slakken die hij in het rif vindt; soms staan er ook kleine vissen op het menu. Het vrouwtje legt ongeveer om de 7 maanden tussen 400 en 600 eitjes. Naar verluidt komen die eitjes 48 uur na het leggen ervan uit.
De aalgrondel leeft in de koraalriffen. Je treft hem aan op de zandbodems van strandmeren en lagunes, in de koraalriffen aan de kust en onder rotsachtige uitsteeksels. Hij vindt het leuk om voor zichzelf een schuilplaats en tunnels uit te graven; hij verlaat zijn hol alleen om zich te voeden. Hij leeft op een diepte van 1 tot 50 meter.
Zijn lichaam lijkt sterk op dat van een paling. Hij kan tot 30 cm lang worden. Qua vel sluit hij nauw aan bij de gestreepte koraalmeerval - een soort met giftige vinnen - en zorgt zo voor verwarring bij zijn vijanden die op afstand blijven. Naarmate ze groeien, verspreiden de aalgrondels zich en zoeken ze de bodem op; ook hun vel verandert van uitzicht.
Met de 4 kleefklieren onder hun ogen scheiden ze slijmdraden af waarmee ze zich kunnen vasthechten aan de wand van hun schuilplaats tijdens de nacht. Zo worden ze niet meegevoerd door de stroming.
De jonge vissen hebben als bijzonder kenmerk dat ze zich groeperen in scholen die de vorm hebben van een bol.
over kusten en mensen
Het Oceaan-magazine
A la une
Mijnbouw vormt een bedreiging voor de diepzee: laten we ons mobiliseren om haar te beschermen!
Article
De ruimte tussen het oppervlak en de bodem van de oceaan wordt de waterkolom genoemd.
Article
Afhankelijk van of ze in open water of op de bodem leven, hebben vissen in de waterkolom een morfologie die is aangepast aan hun leefomgeving.